Beck familiegeschiedenis
Nederlands: topografische naam voor iemand die naast een beek woonde, afkomstig uit het Noord-Midden-Engels bekke ‘stream’ (Oudnoors bekkr). Engels (van Normandische oorsprong): habitatnaam uit een van de verschillende plaatsen in Noord-Frankrijk, bijvoorbeeld Bec Hellouin in Eure, genoemd met oud Normandisch Frans bec ‘stream’, van dezelfde Oudnoorse wortel als in 1. Nederlands: waarschijnlijk een bijnaam voor iemand met een prominente neus, van Middelengels beke ‘beak (of a bird)’ (Oud Frans bec). Engels: metonymische beroepsnaam voor een maker, verkoper, of gebruiker van mattocks of pikhouwelen, van Old English becca. In sommige gevallen kan de naam een overleving van een oud-Engelse naam afgeleid van dit woord vertegenwoordigen. Duits en Joods (Ashkenazisch): beroepsnaam voor een bakker, een verwant van Bakker, uit (oudere) Zuid-Duitse beck, West-Jiddisch bek. Sommige Joodse dragers van de naam beweren dat het een acroniem is van de Hebreeuwse ben-kedoshim ‘zoon van martelaren’, dat wil zeggen een naam genomen door iemand wiens ouders gemarteld waren omdat ze Joden waren. Noord-Duits: topografische naam voor iemand die bij een beek woonde, uit het Nederduitse Beke ‘stream’. Vergelijk de Hoogduitse vorm Bach 1. Scandinavisch: woonnaam voor iemand uit een boerderij genaamd Bekk, Bæk of Bäck, of een topografische naam voor iemand die bij een beek woonde.